Hoop

door | 14 februari 2019 | ✘ Woordschilder | 0 Reacties

Betekenis

Zelfstandig naamwoord

  1. hoop (de ~)
    wens dat er iets gunstigs gebeurt
    “hoop krijgen”
  2. hoop
    iemand op je altijd kunt rekenen; iem. op wie men vertrouwen kan; iets dat bescherming biedt
    “hoop in bange dagen”
    Synoniemen: toeverlaattoevlucht
  3. hoop
    een weg die toegang verschaft tot een woning of ander gebouw.
    Synoniemen: boeldrommassamenigtescharestapeltastroep
  4. hoop (de ~ | meervoud hopen)
    grote hoeveelheid
    “op een hoop”
    Synoniemen: bendebergkwakladingmassaschepstelletjestoottroep,veelheidvrachtzooizwikpaksmakbombulksjeesboel
  5. hoop (de ~ | meervoud hopen)
    drol; broodje; drol; drol; vaste ontlasting; hoeveelheid menselijke of dierlijke uitwerpselen
    “pas op, trap niet in die hoop”
    Synoniemen: bolusboutdreuteldroldrukhoopje
  6. hoop (de ~ | meervoud hopen)
    zijn voorkeur bepalen voor (een of meer uit een aantal personen of zaken)
    “een hoop [werk/geld]”
    Synoniemen: berghoopjestapeltas
  7. hoop
    stapel
    “Op de grote hoop gooien.”
  8. hoop
    een grote hoeveelheid
    “Een hoop lawaai.”
  9. hoop
    een verwachting van iets wenselijks
    Hoop doet leven.”

Voorbeeldzinnen

  1. Ik hoop van niet.
  2. Hij verliest nooit de hoop.
  3. Zolang ik adem, hoop ik.
  4. Ik hoop dat John komt.
  5. Goede hoop
  6. Kinderen hebben een hoop slaap nodig.
  7. Je hebt een hoop juwelen gekocht.
  8. Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.
  9. Ik hoop dat het u zal bevallen.
  10. Ik moet morgen een hoop werk doen.

0 reacties

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd !!